Belle qui tiens ma vie is een pavane, gecomponeerd door Thoinot Arbeau (1520-1595). Deze staat opgetekend in Arbeau’s werk Orchésographie, dat verscheen in 1589.
De tekst bezingt de schoonheid van de geliefde, die het gehele leven van de minnaar doet veranderen. Hoewel hij zijn ziel vrij van passie zou willen houden, is het nu de liefde die regeert.
Het lied
Het lied kent zeven coupletten, en de tekst – in Middelfranse dialect van de regio Langres – is als volgt
Over Thoinot Arbeau
Thoinot Arbeau (pseudoniem (anagram) van J(I)ehan Tabourot) (Dijon, 17 maart, 1520 – Langres, 23 juli 1595) was een Frans geestelijke en kanunnik, maar bovenal een componist, dichter en beschrijver van de gewoonten die behoorden bij het dansen.
Arbeau dankt zijn bekendheid vooral aan zijn werk Orchésographie (met als ondertitel: et traité en forme de dialogue, par lequel toutes personnes peuvent facilement apprendre et pratiquer l’honneste exercice des dances) waarin hij – op grond van empirische waarnemingen – de etiquette van het dansen beschrijft. Aldus is zijn werk een van de oudste beschrijvingen van de gebruiken en gewoonten die samengingen met de dans en het dansen. Allerlei verschillende dansen passeren de revue. Zo schrijft hij over pavanes, basse danses, allemandes en courantes en wat de dansers daarbij te doen – en te laten – valt.
Arbeau schreef zelf ook muziek, die deels in voornoemd boek werd gepubliceerd, en schreef soms ook gedichten die hijzelf op muziek zette. Die gedichten waren geschreven in de taal van Langres, de plaats waar hij het grootste deel van zijn leven woonde en aan wier kathedraal kapittel hij als kanunnik was verbonden. Een van zijn bekendste composities is de pavane Belle qui tiens ma vie, die nog steeds door (amateur)gezelschappen die zich bezighouden met oude muziek ten gehore, of ten dans wordt gebracht.
Wat is een pavane
De pavane[a] (/pəˈvɑːn, pəˈvæn/ pə-VA(H)N; Italiaans: pavana, padovana; Duits: Paduana) is een langzame processiedans die in de 16e eeuw (Renaissance) in Europa gebruikelijk was.
De pavane, waarvan de vroegst bekende muziek in Venetië werd gepubliceerd door Ottaviano Petrucci, in Joan Ambrosio Dalza’s Intabolatura de lauto libro quarto in 1508, is een bezadigde en waardige koppeldans, vergelijkbaar met de 15e-eeuwse basse danse. De muziek die het begeleidde, lijkt oorspronkelijk snel of matig snel te zijn geweest, maar werd, net als veel andere dansen, in de loop van de tijd langzamer (Brown 2001).
Oorsprong van de term
Het woord pavane is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van het Italiaanse [danza] padovana (En. Britannica), (Treccani 2016), wat betekent “[dans] typisch voor Padua” (vergelijkbaar met Bergamask, “dans uit Bergamo“); pavan is een oude Noord-Italiaanse vorm voor het moderne Italiaanse bijvoeglijk naamwoord padovano (= van Padua). [b] Deze oorsprong komt overeen met de equivalente vorm, Paduana.
Een alternatieve verklaring is dat het is afgeleid van het Spaanse pavón dat pauw betekent (Sachs 1937, 356).
Hoewel de dans vaak wordt geassocieerd met Spanje (Horst 1937, 7), was hij “vrijwel zeker van Italiaanse oorsprong” (Brown 2001).
Geschiedenis
De sierlijke zwaai van de pavane paste bij de nieuwe, meer sobere, door Spanje beïnvloede hoofse manieren van het 16e-eeuwse Italië. Het komt voor in danshandboeken in Engeland, Frankrijk en Italië.
De populariteit van de pavane was van ongeveer 1530 tot 1676 (Horst 1937, 8), hoewel het als dans al aan het uitsterven was tegen het einde van de 16e eeuw (Brown 2001). Als muzikale vorm overleefde de pavane lang nadat de dans zelf was verlaten, en tot ver in de barokperiode, toen hij uiteindelijk plaats maakte voor de allemande/courante-sequentie (Apel 1988, 259 e.v.).
Dans
In het Franse danshandboek van Thoinot Arbeau is het over het algemeen een dans voor veel paren in processie, waarbij de dansers soms versieringen (verdelingen) van de passen toevoegen (Arbeau 1967, 59-66).
De Dictionnaire de Trevoux beschrijft de dans als een “ernstige soort dans, geleend van de Spanjaarden, waarbij de artiesten een soort wiel of staart voor elkaar maken, zoals dat van een pauw, vandaar de naam.” Het werd meestal gebruikt door regenten om grote ceremonies te openen en om hun koninklijke kleding te tonen (Horst 1937, 9). Voordat ze gingen dansen, groetten de artiesten de koning en koningin terwijl ze door de kamer cirkelden. De stappen werden oprukken en terugtrekken genoemd. Terugtrekkende heren zouden hun dames bij de hand nemen en na buigingen en stappen zouden de heren hun plaats weer innemen. Vervolgens kwam een eenzame heer naar voren en ging en se pavanant (paraderend als een pauw) om de dame tegenover hem te groeten. Nadat hij een stap achteruit had gedaan, keerde hij terug naar zijn plaats, buigend voor zijn dame (Horst 1937, 12).